Geschiedenis van het BSG gtgv

Voordat het BSG een overkoepelende rol aannam was het echter een ook een politiek/filosofisch/literaire beweging die ontstond uit de eerste Nederlandstalige studentenorganisatie in Brussel en jarenlang streed voor een gelijkschakeling van het Nederlands en het Frans in het onderwijs. Het BSG is dan ook sterk verbonden met de geschiedenis van de VUB, daarvoor de ULB en zelfs de Vlaamse Beweging in het algemeen. Deze ideologische en activistische stempel hebben we echter al een aantal decennia achter ons gelaten en heden zijn wij een apolitieke doch vrijzinnige vereniging die zich louter inzet voor het belang van alle verenigingen op onze universiteit. 

Op twintig november 1834 stichtte Pierre-Théodore Verhagen de Université Libre de Belgique, de eerste vrijzinnige universiteit in het jonge België, waar de katholieken tot dan zo goed als het monopolie op het onderwijs hadden. De Université Libre de Bruxelles, zoals de instelling later bekend zou staan, was gestoeld op liberale principes zoals vrijheid van meningsuiting en het vrij onderzoek, maar bleef vrij conservatief wat de taalpolitiek betrof.  De voertaal op de ULB was – net als in heel het Belgische onderwijslandschap – Frans, wat het tot in de 20ste eeuw zou blijven. Dit weerhield Nederlandstalige studenten er echter niet van aan de ULB te komen studeren, maar zij waren wel genoodzaakt om alle lessen in het Frans te volgen en moesten deze taal ook verplicht spreken binnen de muren van hun alma mater

Het Nederduitsch Taalminnend Genootschap Schild en Vriend, de voorloper van het BSG

Niet lang na de oprichting van de ULB ontstonden hier al enkele studentengilden of leerlingenbonden – de voorlopers van onze huidige studentenverenigingen. Deze brachten voornamelijk studenten samen op basis van hun opleiding, regionale achtergrond of filosofisch-ideologische overtuigingen. In mei 1856 verenigden ook enkele Vlaamse studenten zich aan de ULB in het ‘Nederduitsch Taalminnend Genootschap Schild en Vriend’, opgericht door flamingante filoloog Alfons Willems en Alfons van Camp, later lid van Brusselse vrijzinnige vereniging ‘Vlamingen Vooruit’. Zoals de naam van het genootschap en de achtergrond van de stichters al doen vermoeden bestond er enige verbintenis met de Vlaamse beweging, die in deze tijd in de eerste plaats voor een gelijkheid tussen beide landstalen streed (van een separatistisch programma was toen nog geen sprake). Het Nederduitsch Taalminnend Genootschap had echter zelf geen politieke of activistische doeleinden en kan vooral gezien worden als een literair-taalkundige vereniging. De leden ondernamen slechts één politieke actie: het overhandigen van een petitie over taalgebruik bij de Kamer over de examencommissies voor notarissen in 1857. Over de kring is verder weinig bekend, behalve dat ze opvallende parallellen vertoonde met het vier jaar eerder opgerichte ‘t Zal wel gaan uit Gent. Beide kringen waren vrijzinnig geïnspireerd en onderhielden nauwe contacten met elkaar. Slechts enkele jaren na haar oprichting verdween het Nederduitsch Taalminnend Genootschap al van de radar, vermoedelijk omdat vele leden zich gingen engageren bij andere Flamingante organisaties zoals Vlamingen Vooruit. 

Geen Taal Geen Vrijheid

Op 29 november 1877 werd een nieuwe Vlaamse vereniging opgericht aan de ULB: de Vrijzinnige Studentenkring. Ook deze organisatie had een voornamelijk literaire insteek en stimuleerde de Vlaamse cultuur door het inzamelen van boeken, het stichten van een eigen bibliotheek en het organiseren van een aantal voordrachten voor studenten. Op taalpolitiek vlak was de Vrijzinnige Studentenkring niet erg actief. Integendeel, de studenten waren ereleden van de Société Wallonne (en vice versa) en boden in 1879 de Waalse confraters een luisterrijk feest aan met bal, punch en champagne. Er ontstond echter wel onenigheid over het veelvuldige gebruik van het Frans op de bestuursvergaderingen en de groep viel uiteen. In deze tijd ontstond er op de ULB echter een heropleving van de Waardering van het Nederlands, en de studenten werden soms ook bijgestaan door (soms zelfs Franstalige) Vlaamsgezinde professoren en zelfs rector Léon Vanderkindere. 

Op 16 december 1880 kwam er voor de derde keer een Vrijzinnig Vlaamsgezinde studentenvereniging op de ULB, ditmaal om te blijven. De ‘Vlaamschen Studentenkring van Brussel’, twee jaar later omgedoopt tot ‘Vlaamschen Vooruitstrevende Studentenkring Brussel’ koppelde in tegenstelling tot haar voorgangers de letterkunde wel aan politieke actie. Met haar kenspreuk en tegelijk roepnaam “Geen Taal Geen Vrijheid” (GTGV), maakte de vereniging niet enkel duidelijk dat ze voor een algemene aanvaarding van het Nederlands op de universiteit was, maar ook in de politiek en justitie op Belgisch niveau. De GTGV publiceerde haar standpunten voor gelijke waardering van beide landstalen vanaf 1881 in het blad ‘De Nederlandsche Student’ en liep in de kijker door de felheid waarmee ze naar buiten trad. De kring werd openlijk gesteund door Vlaamsgezinde liberale volksvertegenwoordigers zoals Karel Buls, later burgemeester van Brussel. 

De GTGV begon al snel te ijveren voor het aanbieden van een eerste geheel Nederlandstalige cursus op de ULB, meebepaald het vak rechtsterminologie, en werden hierbij gesteund door onder meer oud-rector Vanderkindere en het Willemsfonds. Ondanks een aanvankelijk gunstige houding van het universiteitsbestuur en meerdere petities kwam deze cursus er uiteindelijk niet.  In 1891 startte er wel een Nederlandstalige cursus, ‘Vlaams strafrecht en strafvordering’, al wast dit een gevolg van nationale taalwetgeving en niet van de inspanning van de studenten. Tot de Eerste Wereldoorlog bleef GTGV zich inzetten voor verdere vernederlandsing, maar begon de kring ook te neigen naar het cultuurflamingrantisme. Rond de eeuwwisseling werden de activiteiten activistisch en meer studentikoos, zo werden naast herdenkingsvoordrachten van Vlaamse dichters en het aanleggen van een kringbibliotheek ook tonelen en zangfeesten – steeds met een ernstig en een ludiek luik. 

De crisis van de GTGV tussen de oorlogen

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd de ULB gesloten, viel de GTGV uiteen en moesten een aantal studenten gaan vechten aan het front. Toen de lessen na het conflict opnieuw op gang kwamen bleek het echter moeilijk om de vereniging terug samen te brengen. Na de oorlog werden Vlaamse eisen onder de burgerij en overheden namelijk als antiloyaal en antinationaal beschouwd en was het ijveren voor een tweetalige universiteit – de wens van GTGV -  taboe. De vereniging was genoodzaakt om haar activiteiten tot de jaren ‘1930 vooral ondergronds voort te zetten. 

De heropleving kwam er vanaf 1935, toen veranderingen in de taalwetgeving  inzake bestuurszaken en onderwijs de Vlaamse studenten opnieuw moed gaven opnieuw voor een verdubbeling van de universiteit (waarbij alle Franstalige cursussen ook in het Nederlands zouden worden gegeven) te pleiten. Naar aanleiding van de taalwetten besloot het ULB-bestuur een zestal cursussen Nederlandse vakterminologie (voor geneeskunde, techniek en dergelijke) in te richten en kwam er zelfs een Nederlandstalig doctoraat in de rechten.

Ondanks haar Vlaamsgezindheid was de  GTGV aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog eerder links georiënteerd, voornamelijk als reactie op de opkomst van het fascisme en Nazisme, die binnen andere Vlaamse bewegingen aan populariteit wonnen. Toen de Duitse bezitter in het kader van de Flamenpolitik  het centrale doel van de vereniging wilde waarmaken – een verdubbeling van de ULB – weigerde de GTGV niettemin alle medewerking uit principe. 

De GTGV wordt gehoord?

Door haar weerspannige houding tegenover de bezetter tijdens de oorlog stond de GTGV na de bevrijding op relatief goede voet met het universiteitsbestuur en konden zij hun activiteiten meteen terug beginnen. Aanvankelijk bleven haar politieke eisen voor verdubbeling echter nog even onbespreekbaar. Tijdens de tweede helft van de jaren 1950 veranderde deze situatie, toen bij de schoolstrijd de liberalen een sterker blok tegen het Vlaamse katholiek onderwijs wilden vormen. Van dan af werd de verdubbeling van de cursussen zelfs gepropageerd door een aantal Franstalige professoren, en kregen de studenten gehoor bij rectoren die de Vlamingen gunstig gezind waren. 

In 1955 begon men met de verdubbeling van de faculteit letteren en wijsbegeerte en in 1957 volgde de faculteit politieke en sociale wetenschappen. Vanaf die periode kwamen de voorzitters van GTGV – dat ondertussen was omgedoopt tot Brussels Studentengenootschap geen taal geen vrijheid (BSG gtgv) – op de jaarlijkse Sint-Verhaegenviering systematisch op voor het Nederlandstalig vrijzinnig hoger onderwijs. Vanaf het einde van de jaren ’50 begon de universiteit zelfs brochures met de boodschap ‘Studeer in het Nederlands aan de Vrije Universiteit te Brussel’ uit te delen in middelbare scholen, om de studentenpopulatie te laten groeien. In december 1959 richtte BSG gtgv — onder voorzitterschap van Willy Claes — een paritaire commissie voor de ontdubbeling der cursussen op. Deze commissie stelde dat de universitaire overheid een versnelling van het verdubbelingstempo moest nastreven, dat de professoren van de Nederlandstalige afdelingen ook behoorlijk Nederlands moesten spreken en dat de universiteit zich in haar betrekkingen met het publiek en met de studenten moest gedragen als een tweetalige universiteit. 

In het begin van de jaren ‘1960 verdween de goodwill van het universiteitsbestuur voor de verdere verdubbeling echter. Rector Maurice Leroy (1962-1965) was zelfs openlijk tegen het nieuwe Nederlandstalige karakter van de universiteit, wat op veel verontwaardiging stootte vanuit het BSG. De voorzitters gingen onder andere op St-V felle kritiek uiten op de rector en zijn opvolger Marcel Homès ging uiteindelijk overstag en ontdubbelde de faculteit toegepaste wetenschappen. Intussen waren er ook toenemende spanningen tussen Vlamingen en Walen aan de ULB, waarbij de ‘Etudiants FDF’ (Front démocratique des Francophones) regelmatig met het BSG in aanvaring kwamen. In december 1967 nam het BSG niettemin het standpunt in om de structurele tweetaligheid van de universiteit te bekomen. Het bestuur had op aandringen van andere Vlaamse drukkingsgroepen de decemberverklaring ondertekend zonder echter overleg te plegen met de andere Nederlandstalige verenigingen op de ULB, wat voor verdeeldheid zorgde. Enkele kringen meenden dat BSG te ver was gegaan in haar Vlaamse standpunten, terwijl andere het bureau zijn dictatoriale houding verweten. 

Onder impuls van andere, beter georganiseerde en minder verdeelde verenigingen, zoals de ‘Vereniging voor Nederlands Vrijzinnig Hoger Onderwijs’ (VNVHO) en de ‘Vlaamse Vereniging van Professoren’ (VVP) kwamen uiteindelijk meer en meer stemmen om de universiteit niet louter te ontdubbelen, maar daarentegen een geheel nieuwe Nederlandstalige universiteit op te richten. 

BSG op de VUB

De Nederlandstalige Vrije Universiteit Brussel (VUB) ontstond met de erkenning van rechtspersoonlijkheid in mei 1970 (terugwerkend tot 1 oktober 1969). Hoewel het belangrijkste politieke doel van BSG gtgv met de oprichting van de nieuwe universiteit voldaan was bleef de vereniging zich nog een aantal jaren identificeren als Vlaamsgezind, hetzij niet rechts- nationalistisch maar vrijzinnig geïnspireerd.  Het BSG nam nieuwe statuten aan en begon een overkoepelende werking aan te nemen.  In 1971-1972 erkende de vereniging 22 kringen op de VUB, terwijl dat er onder de oude ULB-structuur slechts een handvol was. Gaandeweg nam de vertegenwoordigende rol het geheel over van de taalpolitieke of activistische intenties van de vereniging en groeide het BSG uit tot apolitieke studentenkoepel. Enkel het vrijzinnige karakter bleef in zekere mate doorleven. 

Het BSG was al jarenlang betrokken bij de organisatie van de St-Verhaegenviering en blijft dit evenement tot op vandaag organiseren samen met de Franstalige ‘Assosiation des cercles étudiants’ (ACE) aan de ULB. Daarnaast begon de vereniging ook zelf met het organiseren van andere grote activiteiten zoals het Vrijzinnig zangfeest en Massacantus. Ook nam het BSG het beheer van de BSG-feestzaal in handen, waarvoor een aparte VZW BSG AS werd opgericht. 


Auteurs: Frank Scheelings en Alan Jockmans


Literatuur

  • Rapport sur l’année académique, diverse jaren;

  • L. Lindemans Het vraagstuk Brussel uit Vlaams oogpunt, z.j.;

  • Goblet d’Alviella, L’Université de Bruxelles pendant son troisième quart de siècle, 1909;

  • E. Gubin, Bruxelles au 19e siècle: berceau d’un flamingantisme démocratique (1840-1873), 1979;

  • H. van Velthoven, De Vlaamse kwestie 1830-1914: macht en onmacht van de Vlaamsgezinden, 1982;

  • L. Sieben, De Vlaamse Beweging en de strijd om Brussel na de eerste wereldoorlog: 1918-1926, VUB, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1984;

  • A. Uyttebrouck en A. Despy-Meyer, Les cent cinquante ans de l’Université Libre de Bruxelles (1834-1984), 1984;

  • L. Vos, M. Derez, I. Depraetere en W. van der Steen, Studentenprotest in de jaren zestig. De stoute jaren, 1988;

  • Taal en Sociale Integratie, 13 dln., 1978-1989;

  • N. Mondelaers en F. Scheelings, Universiteit en maatschappij. 25 jaar VUB, 1995;

  • E. Witte en J. Tyssens (ed.), De Tuin van Akademos. Studies naar aanleiding van de vijfentwintigste verjaardag van de Vrije Universiteit Brussel, 1995.

 
BSG_logo_png_Tekengebied_1.png
 
 
pgII_400dpi_w.jpg
 
 
400dpi_pg008_w.jpg
 
 
FOTO1262_2_w_1.jpg
 
FOTO1257_w.jpg